Met het oordeel wordt vastgesteld hoe in de vijfjaarsprognoseperiode de voorgenomen activiteiten zich verhouden tot de financiële mogelijkheden van de woningcorporatie.
Het continuïteitsoordeel is gebaseerd op drie bouwstenen: het volkshuisvestelijk vermogen in jaar drie en aan het einde van de prognoseperiode, het vermogen dat in jaar drie en aan het einde van deze periode beschikbaar moet zijn om de risico's te kunnen opvangen en het beklemde vermogen. Het financiële oordeel over de voorgenomen activiteiten is in feite een oordeel over de passendheid van de voornemens in relatie tot de financiële mogelijkheden. De focus is hierbij gericht op de vraag of een woningcorporatie ten opzichte van de beschikbare middelen voornemens heeft die een te groot beslag op deze middelen leggen.
Bron: Centraal Fonds Volkshuisvesting - Beleidsregels 2012
Zie ook:
Wil je alleen reageren op dit artikel, dat kan hier.