Stedenbouwkundige benadering in de periode 1880-1910, waarbij economische en politieke belangen vanuit particulier perspectief voorop stonden. De Revolutiebouw bestond uit de volgende elementen:
1. 150-200 woingen per hectare, smalle straten en ondiepe bouwblokken om de grondopbrengsten te maximaliseren
2. Aaneenrijging van stratenplannen die slechts het beloop van straten en rioleringen regelden
3. Eigendoms- en perceelgrenzen bepaalden het stratenpatroon en de verkaveling
4. Parkeren en plantsoenen werden niet opgenomen in het plan
5. Grondeigenaren en bouwspeculanten waren de uitvoerders van deze plannen
6. Alleen de welgestelden profiteerden van de singels en tot plantsoenen geherstructureerde stadswallen
Wil je alleen reageren op dit artikel, dat kan hier.